De Erik Heyman Triptieken



In den beginne waren er de VERZAMELDE GEDICHTEN
van Erik Heyman (1960-2010).

Negen beeldende kunstenaars (m/v) maakten of kozen een werk
dat nauw aansluit bij/ontstond uit/ beïnvloed werd door Eriks poëzie:

Willy Beeckman, Lieve Bollaert, Chris Bulté,
Walter De Rycke, Jan Dierck, Michel Janssens,
Jean-Pierre Paeleman, Renaat Ramon en
Patrick Van Craenenbroeck.


Negen dichters (m/v) schreven een gedicht
dat nauw aansluit bij/ontstond uit/beïnvloed werd door deze negen kunstwerken:

Patrick Bernauw, Bert Bevers, Piet Brak, Reine De Pelseneer,
Albert Hagenaars, Frank Pollet, Anja Van Geert,
Kirstin Vanlierde en Willie Verhegghe.

Zo ontstond negenmaal een Poëtisch Triptiek.
 



De Erik Heyman Triptieken werd uitgegeven door vzw de Scriptomanen,
in opdracht van het Aalsters Literair Bon(T)Genootschap,
als cataloog bij de tentoonstelling
Erik Heyman, Triptiek van poëzie en beeldende kunst
in het Stedelijk Museum 't Gasthuys van Aalst.

Vernissage van de tentoonstelling: Gedichtendag, 27 januari 2011.
De cataloog bij de tentoonstelling kost 14,95 euro
en kan alleen besteld worden via de mail: info@inter-actief.be
Deze hardcover editie bevat de 9 gedichten van Erik Heyman,
zwartwit-foto's van de 9 kunstwerken
en de 9 nieuwe gedichten die hierdoor werden geïnspireerd.

Alle gedichten van Erik Heyman
die door de plastisch kunstenaars werden gekozen
en in deze cataloog zijn opgenomen,
zijn terug te vinden in de VERZAMELDE GEDICHTEN,
een uitgave van De Contrabas, Utrecht.
 
 
Foto Chris Bulté






Sedert jaren vloei ik roerloos



Sedert jaren vloei ik roerloos
in de aangeboren oevers
mijn verwonding tegemoet
en verdrijf zo alle leed.

Ogen zijn zeer licht verzonken
in het duister aangewend
om naar nergens meer te kijken,
geblindeerd voor valse schijn.

Ik tracht zo de ware haat
der dingen te aanvaarden,
van het leven te verstaan wat
ik wellicht nooit heb geleerd;

dat vriendschap is: een oud verdriet
dat dus nooit zal kenbaar zijn.



(Erik Heyman)




Blues


De kamer is te klein voor ochtend
en het donker veel te dik. Ik pas

kleren bij het raam, ruil vaak
voor stof, maar vind geen tint
die kilte dempt. Slap licht verkleurt

elk plan, mijn hoofd is niets
dan damp en die bloes mist
nog steeds een knoop. Er is geen dag

dat ik niet op de honger
van je handen hoop.



(Reine De Pelseneer)