In deze bundel
gaat Iris Wynants op zoek naar plaatsen om thuis te komen. De op- en neergang
van een relatie toont een weifelende zoektocht, vaak zonder dat gevonden wordt.
Een nieuw vertrek dient zich meer dan eens aan, thuis komen is vaak ook nog verloren
zijn. Maar achter iedere voordeur schuilen mogelijkheden. Als lezer word je
uitgenodigd om mee op reis te vertrekken. Waar en of je zal aankomen is echter
niet zeker.
Iris Wynants
(1983) debuteert met deze dichtbundel en publiceerde eerder gedichten in
Awater, Gierik en het Gezeefde Gedicht. Ze won de poëzieprijs van de stad
Izegem in 2013. In 2017 en 2018 is ze stadsdichter van Turnhout.
Wat mij vooral aantrekt in haar poëzie is de
toegankelijkheid, die echter nooit vervalt in oppervlakkigheid. Er zitten
weerhaakjes in haar gedichten, die je dwingen iets langer te blijven stilstaan
bij wat op het eerste gehoor zo duidelijk lijkt. “Op het eerste gehoor”,
inderdaad, omdat Iris Wynants een muzikale poëzie schrijft, die maakt dat je haar
gedichten niet alleen leest, maar ook beluistert. Iris speelt met rijm,
klanken, ritmes – laat ze ook al eens botsen. Soms is de beeldspraak echt wel
spitsvondig en voorzien van allerlei subtekst: 'We zullen ten huwelijk trekken' is er bijvoorbeeld eentje om in te lijsten.
Patrick Bernauw
Patrick Bernauw